dinsdag 30 april 2013

"De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet"


David Mitchell valt in zijn superieure vijfde roman, The Thousand Autumns of Jacob de Zoet , met de deur in huis. Het is Nagasaki 1799 en de favoriete concubine van de Magistraat is bezig te bevallen. Haar kind bevindt zich in een dwarsligging en slechts het armpje steekt uit de vagina. De Hollandse arts dr. Maeno en de Japanse vroedvrouw Orito Aibagawa nemen aan dat het kind is overleden en overleggen, afwisselend in het Hollands en het Japans, hoe ze de moeder kunnen redden.
Uiteindelijk weten de twee het kind met behulp van een verlostang ter wereld te brengen. Omdat het jongetje niet reageert op een reeks tikken op de billen, wordt hij voor dood terzijde gelegd en concentreert men zich op de moeder.
Totdat Orito per ongeluk de verlostang op de grond stoot en het gejank van een klein huisdier klinkt. Het blijkt de baby, die nog wel degelijk in leven is, en het als een 'pimpelpaarse despoot' (de 'pink-boiled despot' uit de Engelse editie is nog beeldender) op een brullen zet. Orito wordt bekend als de vrouw die 'een Hollands wonder' heeft verricht: ze heeft het doodgeboren kind van de Magistraat weer tot leven gewekt.
Deze eerste scène zet de toon van de roman,  De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet. Niet alleen worden we onthaald op de grote stilist die Mitchell zich gedurende het gehele boek zal betonen ('De kikkers staken plots hun gekwaak, zodat ineens, alsof er een gordijn van geluid wordt weggetrokken, het gedruis van Nagasaki te horen is'), maar we worden ook meteen geconfronteerd met die merkwaardige Japans-Hollandse samenwerking, zoals deze van 1641 tot 1859 werd belichaamd door het eilandje Deshima.
Gedurende ruim tweehonderd jaar was Deshima - een kunstmatig eiland vlak voor de kust van Nagasaki - Japans enige poort tot de buitenwereld. Uit angst voor corruptie door de westerse cultuur, met name het christendom, had het Tokunaga Shogunaat alle westerlingen het land uitgegooid. Alleen op het kleine Deshima, 'tweehonderd passen lang en zo'n tachtig passen breed', mocht zich een handjevol Nederlanders vestigen. Daar legden de VOC-schepen aan, waarna de goederen via een landbrug van en naar het Japanse vasteland werden vervoerd.
Deshima was symbool voor zowel de fascinatie als de argwaan die beide culturen jegens elkaar koesterden, en niet in de laatste plaats van een eindeloze reeks communicatieproblemen. Symptomatisch voor de wonderlijke verhoudingen tussen beide culturen is dat dr. Maeno de bevalling vanachter een gordijn moet volgen en vandaar de vroedvrouw instrueert, die zijn Hollands soms wel en dan weer niet begrijpt.
Terwijl in Nagasaki de concubine van haar kind bevalt, wordt op Deshima de behouden binnenkomst van een Hollands schip gevierd. Hiermee is de jonge, uit Domburg afkomstige klerk Jacob de Zoet aangekomen. Hij moet de boekhouding van de handelspost op orde brengen, want die is dankzij jaren van corrupt beleid een puinhoop. Het Opperhoofd, zoals de gouverneur van Deshima wordt genoemd, is van zijn taak ontheven en zal worden berecht.
De Zoet is naar Deshima gegaan met de bedoeling er één jaar te blijven en dan als een vermogend man terug te keren naar Zeeland om er zijn geliefde Anna te kunnen trouwen.
Al snel ontdekt hij dat er dan wel een regime change heeft plaatsgevonden op Deshima, maar dat de oude gewoonten van zelfverrijking en corruptie zijn gebleven. Waar dat zo uitkomt wordt de taal niet gehanteerd als middel tot communicatie, maar juist ter verduistering. De Zoet loopt met open ogen in een val die het nieuwe Opperhoofd voor hem heeft gezet, en wanneer hij zich tegen een onwettige transactie van zijn superieur poogt te verzetten, klapt die val meedogenloos dicht. En de arme klerk maar menen dat inkt 'de vruchtbaarste aller vloeistoffen' is.
In de tussentijd heeft De Zoet kennisgemaakt met de vroedvrouw Orito Aibagawa en een andere Hollandse arts, de cynicus Lucas Marinus. Orito heeft een deels door brandlittekens verminkt gezicht, maar dit weerhoudt De Zoet er niet van vrijwel onmiddellijk verliefd op haar te worden.
De scène waarin De Zoet er in slaagt enige tijd met Orito alleen te zijn vormt een staaltje van Mitchells kwaliteiten. Terwijl De Zoet Orito het hof probeert te maken, met een vertaling als alibi, geeft Marinus in een belendende kamer uitleg over het gebruik van de klisteerspuit. De dialogen tussen de twee verhoopte gelieven en het vraag-en-antwoordspel van arts en leerlingen wisselen elkaar af, met alle ironiserende effecten van dien. Het zijn dergelijke speelsheden die de roman, in al zijn serieuze ambitie, iets aanstekelijk lichts geven.
Ongeveer halverwege de roman vindt een onverwachte perspectiefwisseling plaats. Wanneer Orito's vader overlijdt, belandt de jonge vrouw in een merkwaardig klooster, waar seksuele slavernij en gedwongen opiumgebruik haar deel worden. Vanaf dat moment wordt het verhaal voor een groot deel vanuit Orito verteld, en de overtuigingskracht waarmee Mitchell dit bewerkstelligt is minstens evenzeer de vrucht van zijn literaire verbeeldingskracht, als van zijn research, zijn acht jaren in Hiroshima en zijn huwelijk met een Japanse.
Imposant is bovendien de wijze waarop de auteur de persoonlijke lotgevallen van zijn personages en de geopolitieke werkelijkheid met elkaar integreert. Mitchell heeft zijn Deshima-roman op een fascinerend moment in de geschiedenis geplaatst. In Europa heerst Napoleon, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is de door Frankrijk bezette Bataafse Republiek geworden en van deze veranderde machtssituatie heeft Groot-Brittannië gebruik gemaakt door alle overzeese koloniën in te pikken. Het kleine eilandje voor de kust van Nagasaki is de enige plek op aarde waar nog de driekleur wappert.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten